VICE, 19 maart 2021
In onze DIVERSIDEAS-serie nodigen we inspirerende mensen uit om hun mening te geven over allerlei onderwerpen die zich onder de parapluterm van de “diversiteit” verschuilen.
“Enerzijds strijd je binnen de moslimgemeenschappen om duidelijk te maken hoe wij de Koran interpreteren, en anderzijds tegen het racisme in de witte gemeenschap.”
De westerse wereld heeft een heel bevooroordeelde en eurocentrische kijk op feminisme. Wanneer het in Europa over feminisme gaat, denken veel mensen aan bewegingen zoals de suffragettes of Femen, maar deze groeperingen zijn verre van representatief voor de verzameling aan identiteiten die het feminisme zou moeten omvatten. Als gevolg hiervan is het begrip intersectionaliteit ontstaan. De term werd in 1989 bedacht door de Afro-Amerikaanse feministe Kimberlé Williams Crenshaw en werd oorspronkelijk gebruikt om te spreken over het verband tussen racisme en seksisme waar Afro-Amerikaanse vrouwen onder lijden, en waarmee het feministische discours (wit en universeel) van die tijd geen rekening hield.
32 jaar later heeft het concept aan bekendheid gewonnen, maar bestaat het universalistisch feminisme nog steeds. Moslimvrouwen zijn hier het slachtoffer van, omdat ze zich op het kruispunt van drie vormen van onderdrukking bevinden: seksisme (binnen de moslimgemeenschap en de westerse samenleving), islamofobie en racisme.
Voor de nieuwste aflevering van DIVERSIDEAS nodigde VICE vier moslimfeministen uit: Fatima-Zohra Ait El Maâti (student, documentairemaker en mede-oprichter van het platform Imazi-Reine), Samira Azabar (doctor, activist en lid van BOEH! (Baas Over Eigen Hoofd!), Rabina Miya (danseres en performer) en Salwa Boujour (assistent-professor aan de Université Libre de Bruxelles, journalist en mede-oprichter van Media en Diversiteit in Actie). Zij vertellen over hun ervaringen met de islam en het feminisme.
“Liberale feministen denken dat zij hét emancipatiemodel hebben, en dat je je moet bevrijden van religie om feminist te zijn. Ik heb daardoor lang getwijfeld om mezelf feminist te noemen.” – Samira
Salwa, Samira, Fatima-Zohra en Rabina hebben elk een verschillende achtergrond en relatie met de islam en het feminisme. Salwa wendde zich zeer snel tot het feminisme, nadat ze geconfronteerd werd met onrechtvaardigheden. Voor Samira lag het wat ingewikkelder: zij aarzelde lang om zichzelf feminist te noemen omdat ze zich niet in het dominante feministische discours kon herkennen. Hetzelfde geldt voor Fatima-Zohra: “Mijn hele leven lang leek het totaal onmogelijk om moslim en feminist te zijn, tot ik ongeveer 19 of 20 jaar oud was.”
Vandaag ervaren de drie vrouwen niet langer een contradictie tussen hun religieuze en feministische overtuigingen. Rabina vindt het moeilijker om een standpunt in te nemen: “Ik voel dat er veranderingen op til zijn en dat steeds meer moslimvrouwen zich in de islamitische leer verdiepen. Maar het zijn nog steeds de mannen die de regels gemaakt hebben en in stand houden, en ervoor zorgen dat ze worden toegepast volgens hun visie, zoals dat al millennialang het geval is.”
Volgens de vier ligt het probleem niet bij de religieuze teksten zelf, maar bij de patriarchale interpretatie ervan: “Op een gegeven moment realiseer je je dat alles in de Koran altijd door mannen is geïnterpreteerd.”, legt Samira uit.
Het moslimfeminisme ligt dus in de herinterpretatie van de oorspronkelijke islam, en dat is volgens Fatima-Zohra niets nieuws: “Feministische moslimbewegingen hebben zich in de loop van de geschiedenis verschillende malen weten te onderscheiden door zich op de oorspronkelijke islam te beroepen om zo de rechten op te eisen die hen toekomen.”
‘Onderdrukt’, ‘niet bevrijd’, ‘vervreemd’, ‘onder de voogdij van hun echtgenoten en broers’, ‘niet in staat tot zelfreflectie’, moslimvrouwen zouden ‘gehersenspoeld’ zijn en ‘geen recht op zelfbeschikking’ hebben. Het zijn clichés waarmee de vier vrouwen voortdurend geconfronteerd worden. En zoals Samira uitlegt, komt dit discours niet noodzakelijkerwijs van mannen, maar vooral van vrouwen die zichzelf feminist noemen: “Een deel van het feminisme is in feite racistisch, maar verhult dat. Als je de keuzevrijheid en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen niet erkent en hen als minderwaardig beschouwt, is dat voor mij allesbehalve feminisme.”
Samira doelt hiermee op het universalistisch feminisme, dat volgens Salwa “een hele reeks identiteiten over het hoofd ziet”, en ervan uitgaat dat moslimvrouwen van hun onderdanigheid moeten gered worden. Het patriarchaat is niet alleen van toepassing op moslimvrouwen en toch lijkt iedereen te denken dat men het recht heeft om in hun naam te spreken: “Elke vrouw is hoe dan ook onderworpen aan het patriarchaat. Iedereen is onderworpen aan het kapitalisme. Iedereen is onderworpen aan de restanten van het koloniaal tijdperk. Maar daar maakt niemand zich druk om.”
“Ik droeg vier jaar lang een hoofddoek, maar toen ik opgroeide, begon ik me vragen te stellen over mijn identiteit, omdat zo’n hoofddoek het eerste is wat mensen zien en zo alle andere identiteiten overstijgt. Toen vroeg me ik af: is dit wel wat ik wil?” – Rabina
De hoofddoek is onlosmakelijk verbonden met het debat over de islam en het feminisme. Al dertig jaar lang is de hoofddoek, een zichtbaar teken van religieuze overtuiging, het onderwerp van een politiek debat. Een debat waarin iedereen recht heeft op een mening, behalve de betrokkenen zelf. Omwille van hoe zichtbaar de hoofddoek is, heeft Rabina besloten om hem niet meer te dragen.
Samira droeg aanvankelijk een hoofddoek zonder zich er veel vragen bij te stellen. Uiteindelijk gaf ze er een eigen betekenis aan, die voor haar vandaag nog steeds van tel is: het is een bron van inspiratie die simpelweg deel uitmaakt van de manier waarop zij haar religie beleeft.
“Niemand heeft het recht om een vrouw te vertellen dat zij haar lichaam of haar moet bedekken. Net zoals niemand het recht heeft om aan een vrouw te vertellen dat ze zich niet mag bedekken. Dat is toch logisch?” – Salwa
Fatima-Zohra en Salwa herinneren ons eraan dat de obsessie met de hoofddoek niets nieuws is. Zo werden er in Algerije, tijdens het koloniale tijdperk, ontsluierceremonies gehouden. Vrouwen werden er op een openbaar plein ‘gestript’ van hun hoofddoek. De pogingen van westerse regeringen om het dragen van een hoofddoek in het onderwijs en openbare ruimtes te verbieden, zijn eigenlijk niet meer dan een geüpdatete vorm van dergelijke koloniale praktijken. Beide voorbeelden vloeien voort uit de overtuiging dat “het Westen geëmancipeerd is en niet-westerse mensen moet bevrijden”.
Afgezien van het koloniale aspect, herinnert Salwa er ons met een glimlach aan dat “men uiteindelijk vooral wil weten wat er onder de hoofddoek zit. Het is geen toeval dat pornocategorieën als ‘hijab’ of ‘beurette’ het meest bezocht worden, voornamelijk in Frankrijk.”
Volgens Fatima-Zohra en Rabina ligt het echte probleem dat mensen met de hoofddoek hebben niet bij het kledingstuk zelf, maar bij het feit dat het gedragen wordt door vrouwen van kleur, die zich openlijk uiten als moslim in een islamofobe en racistische samenleving.
“Als er één iets is dat moslimvrouwen echt nodig hebben, is het vrede. We moeten met rust gelaten worden. Dat is alles.” – Fatima-Zohra
In werkelijkheid hebben moslimvrouwen er absoluut geen behoefte aan dat iemand zich met hun emancipatie bemoeit. Al generaties lang voeren zij hun feministische strijd aan de bron, namelijk de Koran. Hun eisen zijn duidelijk: ze willen dezelfde toegang tot werk en studies, hetzelfde salaris als witte mannen, meer openheid en een luisterend oor binnen de moslim- en westerse gemeenschappen, ruimtes waar ze veilig kunnen discussiëren én, vooral, met rust gelaten worden.
Artikel van Souria Cheurfi