BOEH! (Baas over eigen hoofd) is geschokt door de herbevestiging van de Centrale Raad van het Go! (Gemeenschapsonderwijs) van een algemeen verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens in zijn scholen.

Toen dit verbod de eerste maal werd uitgevaardigd in September 2009 vocht BOEH! het, in naam van een leerling, aan voor de Raad van State (RvS). In een eerste arrest legde de RvS een schorsing van het verbod op in afwachting dat het Grondwettelijk Hof zich uit zou spreken over de bevoegdheid terzake van het GO. In een tweede arrest (10 juli 2012) verklaarde de Raad van State de klacht onontvankelijk, omdat betrokken leerling, ondertussen haar  middelbaar onderwijs beëindigd had. Over de grond van de zaak, namelijk of een algemeen verbod een schending betekent van de godsdienstvrijheid en de anti-discriminatiewetgeving, sprak de Raad van State zich niet uit.

Dat de Raad van het Go in die omstandigheden volhardt in de boosheid vindt BOEH! onbegrijpelijk.

BOEH! wijst er nogmaals op dat dit verbod, onder het mom van een gelijke maatregel voor iedereen, meisjes en vrouwen die een hoofddoek wensen te dragen treft. Niemand, in de eerste plaats afgevaardigd bestuurder van het GO Raymonda Verdyck (DS 2-3/02/13) windt daar nog doekjes om. Dat is niet meer of minder dan discriminatie op basis van geslacht en godsdienst.

Met betrekking tot leerlingen zegt het Go! in zijn pedagogisch project te staan voor diversiteit, voor respect voor de overtuiging en cultuur van eenieder, voor actief pluralisme.

Een verbod garandeert het pluralisme, aldus Verdyck, en herstelt de gelijkheid (DS – 2-3/02/13). BOEH! stelt dat gelijkheid die geen verschillen toelaat schijngelijkheid is. BOEH! stelt dat pluralisme dat vrije meningsuiting beknot – zoals het volgen van religieuze kledij voorschriften–schijnpluralisme is. Een ontkenning van diversiteit.

In plaats van een welkom in het onderwijs krijgen moslimmeisjes, die een hoofddoek willen dragen, en hun ouders de boodschap dat ze er pas bijhoren onder voorwaarden, die hen onder druk zetten om te kiezen tussen enerzijds hun godsdienstbeleving in al zijn facetten (dus ook kledij) en hun schoolkeuze. Hoe moeten ze zich voelen als respect voor hun overtuiging en cultuur er enkel is als ze die niet mogen veruiterlijken? En welke boodschap wordt zo uitgedragen op school en in de samenleving? Iedereen is gelijk, maar de ene is gelijker dan de andere….

Dit alles heeft gevolgen voor het welbevinden van moslimmeisjes om niet te spreken van hun opleidings- en studieperspectieven, hun tewerkstellingsmogelijkheden en hun emancipatie. Gevolgen die veel verder strekken dan de school: ook bedrijven beginnen te stellen dat neutraliteit en dus het verbod op het dragen van een hoofddoek behoort tot hun “cultuur”!

BOEH! stelt dat het aanvaarden van diverse levensbeschouwingen en de veruiterlijkte tekens die erbij horen een logisch uitvloeisel is van de bestaande diversiteit in de samenleving. Moeilijkheden die zich daarrond zouden voordoen in schoolverband, moeten én kunnen anders opgelost worden dan door een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens.

Terzake deed BOEH! haalbare voorstellen zowel aan de Raad van het GO als aan de minister van onderwijs. Die voorstellen gaan uit van een verzoening van het recht van meisjes om een hoofddoek te dragen, van respect voor die keuze, van wederzijds respect voor ieders keuze en van respect voor het pedagogisch project van het GO. De stilte daarrond is even oorverdovend als de heisa rond de noodzaak van een verbod.

BOEH! overweegt verdere gerechtelijke stappen te ondernemen.