Meteen toen een wetsvoorstel voor zo’n verbod op tafel lag sprak iedereen over de wet op het boerkaverbod. Onder het mom van een neutraal algemeen verbod worden wel degelijk specifiek de niqaab en boerka geviseerd.

Wij zijn van mening dat een algemeen straatverbod op het dragen van gezichtsbedekkende kledij, waar deze betrekking heeft op de godsdienstbeleving, in tegenspraak is met de artikelen van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens ( artikelen 9, 14 en 17), met artikel 19 van onze Grondwet, en met de anti-discriminatiewetgeving die alle het vrij beleven van zijn of haar godsdienst bevatten. Zal een sjaal voor het aangezicht, wat courant gedaan wordt als het koud is, ook niet meer mogen?  Of een medisch masker, waarmee Japanse toeristen al eens gezien worden? Zullen enkel karnavalsmaskers kunnen rekenen op een uitzondering?

Wij zijn bovendien van mening dat het hier gaat om een non-probleem: slechts hier en daar werd een vrouw in gezichtsbedekkende kledij waargenomen, en nog nooit gaf dit aanleiding tot verstoring van de openbare orde of tot enig ander probleem. Boeh! blijft voorstander van de keuzevrijheid van vrouwen om hun religie te beleven zoals zij dat zelf willen.

Waar er zich problemen zouden voordoen van herkenbaarheid in de openbare ruimte, zijn wij van mening dat dit perfect via een politiereglement kan geregeld worden. Dit kan stipuleren in welke omstandigheden een persoon verplicht kan worden om zich te identificeren bijvoorbeeld in gevallen van verstoring van de openbare orde, bij verdenking van een misdrijf, of omwille van praktische/administratieve redenen  oa noodzakelijke identiteitscontroles, …

Wij betreuren dat politieke vertegenwoordigers met overdreven aandacht en verdachtmakingen  met betrekking tot een randverschijnsel, de hele moslimbevolking stigmatiseren en een stempel opdrukken van fanatisme, extremisme en terrorismegevaar. Dit kan het streven naar harmonieus samenleven niet ten goede komen. Door zich op non-problemen te concentreren, gaan politici de werkelijke problemen uit de weg en creëren ze een vijandige houding van autochtonen tegenover allochtonen, en omgekeerd. De aandacht en de energie van het beleid zouden zich ons inziens beter toespitsen op de structurele aanpak van de achterstelling en de discriminatie van etnisch-culturele minderheden, in het bijzonder van de meisjes en de vrouwen, om hen een volwaardige plaats in onze maatschappij te garanderen, ongeacht hun geloof en/of uitingen daarvan.

BOEH!