Het Antwerpse stadsbestuur voerde recent een verbod in op het dragen van uiterlijke symbolen van levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere overtuiging voor stadspersoneel dat rechtstreeks klantencontact heeft. Waarom vindt BOEH! dat een foute beslissing?

  1. De hoofddoek is een praktijk die voortkomt uit een religieuze overtuiging. Moslima’s de vrijheid ontnemen de hoofddoek te dragen, raakt zowel aan het recht op godsdienstvrijheid als aan de zelfbeschikking en emancipatie van vrouwen. Daarom is BOEH! zowel tegen het verbieden als tegen het verplichten van een hoofddoek.
  2. Het verbod zorgt voor een beknotting van het recht op arbeid van moslimvrouwen. Meer en meer bedrijven en scholen nemen dit verbod over. Moslimvrouwen die een hoofddoek dragen kunnen op alsmaar minder werk- en stageplaatsen terecht en worden zo gemakkelijk afhankelijk van het inkomen van een partner, of belanden in laagbetaalde en minderwaardige jobs en opleidingen.
  3. In het bestuursakkoord lezen we dat het stadsbestuur werk wil maken van een divers personeelsbeleid. We lezen ook dat het stadsbestuur drempels wil wegwerken om te garanderen dat diverse groepen kansen krijgen. Via een hoofddoekverbod doet men net het tegenovergestelde.
  4. Het besluit om de hoofddoek te verbieden werd overhaast genomen en zonder de getroffen vrouwen hierin te betrekken. BOEH! vindt dat er nood is aan een sereen maar open debat over hoe neutraliteit van de overheid vorm kan krijgen in de huidige multiculturele maatschappij, zonder uitsluiting van bepaalde groepen.
  5. Wij kiezen voor inclusieve neutraliteit. Dat wil zeggen dat men neutraal moet zijn in de uitvoering van de functie, niet op het vlak van het uiterlijk. Een hoofddoek staat de professionele en correcte dienstverlening door een loketbediende niet in de weg. Integendeel: een werkneemster die zich gewaardeerd voelt op de werkplek, oefent haar job met meer plezier uit.
  6. In de praktijk heeft het verbod kwalijke gevolgen. Vrouwen die al jaren op dezelfde plek en met dezelfde collega’s werkten, werden overgeplaatst. Anderen geven gehoor aan het verbod maar voelen zich onheus behandeld door het stadsbestuur. [Anonieme getuigenissen van enkele werkneemsters van de stad leest u hier]
  7. Het (ongewilde) gevolg van deze maatregel is dat hij burgers leert discrimineren in plaats van samen te leven met andersdenkenden en andersgelovigen. Een dergelijke houding leidt onvermijdelijk tot uitsluiting en intolerantie.

Vandaag is het de hoofddoek, wat is het morgen?